‘Van Nistelrooij was op zijn pik getrapt, hij reageerde angstig en impulsief'
Het onverwachte vertrek van Ruud van Nistelrooij bij een dolend PSV is een zegen voor de club, zo stelt Hugo Borst in zijn column voor het Algemeen Dagblad. De 46-jarige oefenmeester liet vorige week woensdag een bom op de Herdgang ontploffen door bij de clubleiding van PSV aan te geven dat hij geen draagvlak meer voelde. Rik Elfrink concludeerde vervolgens dat er een onwerkbare situatie was ontstaan, nadat het verhaal naar buiten was gekomen dat er door een zestal spelers klachten over de trainer waren neergelegd bij de directie.
Borst vergelijkt het opstappen van Van Nistelrooij met een kapitein die ‘een redelijk intact schip’ verlaat terwijl er een lelijke storm opsteekt. “Als eerste! Ruud zou geen vertrouwen meer voelen bij zijn bemanning. Dat hoorde je dan. Zelf zei hij niets in het openbaar, zijn zaakwaarnemer lichtte wat sluiertipjes op. Ruud voelde zich vaak zo alleen staan. Dat geloof ik. Het trainersvak is een zwaar en eenzaam vak als je geen onvoorwaardelijke collegialiteit voelt.”
Via zijn zaakwaarnemer liet Van Nistelrooij ook weten dat het opstappen een weloverwogen besluit was. Borst, die al een jaar of veertig in de voetbaljournalistiek meeloopt, stelt dat er niet vaak de waarheid wordt gesproken. "Ruud was gewoon op zijn pik getrapt, door het lekken was er een gebrek aan vertrouwen ontploft”, aldus de columnist. “Hij reageerde angstig en impulsief en wierp de handdoek. Ik vermoed dat hij zich heel erg opgelucht voelde."
Borst trekt de vergelijking met de trainer Marco van Basten. “Dat was ook een ex-spits. Die twijfelde vaak zo aan zijn kwaliteiten als coach dat hem bij tegenslag de verantwoordelijkheid te veel werd.” Borst zag PSV dit seizoen reactievoetbal spelen zonder identiteit. “Mijn overtuiging is dat het vertrek van Van Nistelrooij een zegen is voor een dolend PSV. Je kunt maar van een onervaren, matige coach af zijn in de aanloop naar een nieuw seizoen. Want ook Ruud kan het niet, die uitmuntende voetbaltrainer zijn. Geen schande, dat is meestal bij echt grote voetballers. Die kunnen zich slecht verplaatsen in mindere goden.”