Hoofdsponsor van het Nederlands elftal weigert mee te gaan naar het WK
ING reist niet met het Nederlands elftal mee naar het WK in Qatar. Een woordvoerder van de hoofdsponsor van Oranje bevestigt tegenover De Telegraaf dat er vanwege de mensenrechtensituatie in het land is besloten om geen geen gebruik te maken van de mogelijkheid om kaarten te krijgen voor personeel en klanten. ING is niet de enige sponsor die niet mee zal gaan naar Qatar.
Ook Albert Heijn, KPN, de Nederlandse Loterij en Bitvavo maken geen gebruik van de contractuele mogelijkheid om als sponsor kaarten - overigens maar 'een aantal tickets' - voor de wedstrijden van Oranje op het WK te krijgen. “De mensenrechtensituatie in Qatar is de reden waarom wij bij dit toernooi niets doen”, zegt een woordvoerder van ING in gesprek met De Telegraaf. De bank heeft tevens besloten om geen campagne te zullen voeren rond het WK in Qatar.
“We richten ons op het EK Vrouwen in Engeland”, laat de zegsman weten. De Oranje Leeuwinnen nemen komende zomer deel aan het WK in Engeland, waarop in de groepsfase Zweden en Zwitserland de tegenstanders zijn. Ook Rusland zat in de poule met Nederland, maar de Russen zijn vanwege de inval in Oekraïne door de UEFA en FIFA geschorst. De naam van ING zal in Qatar nog wel op het trainingsshirt van Oranje te zien zijn.
Amnesty International is ondertussen met een nieuw rapport gekomen - They think we're machines - en schrijft daarin op basis van 34 werknemers van 8 beveiligingsbedrijven dat er nog altijd sprake is van dwangarbeid in Qatar. De beveiligers moeten volgens het rapport van de mensenrechtenorganisatie zeven dagen per week werken en krijgen maanden of zelfs jaren geen enkele dag vrij.
Als de werknemers toch een dag vrij namen, werden ze gestraft met minder loon. Bovendien moeten bewakers onder extreme hitte werken en worden ze financieel gestraft voor ‘wangedrag’, zoals het niet correct dragen van hun uniform of het verlaten van hun post om naar het toilet te gaan. Er is tevens sprake van racisme: arbeiders uit Afrikaanse landen als Kenia en Oeganda worden vaak ingezet onder de zwaarste omstandigheden en krijgen lagere salarissen dan beveiligers uit andere landen.