‘Feyenoord is m’n tweede vrouw en Van Bronckhorst was als een vader’

Eljero Elia verliet Feyenoord vorig jaar voor Medipol Basaksehir, maar denkt nog met regelmaat terug aan zijn succesvolle periode in Rotterdam. De buitenspeler won in zijn eerste seizoen in De Kuip de KNVB Beker en mocht een jaar later ook de zo vurig gewenste landstitel op zijn palmares bijschrijven. De 31-jarige Elia heeft genoten van zijn tijd bij de club, zo maakt hij duidelijk in gesprek met FunX.

“Feyenoord is m’n tweede vrouw, m’n buitenvrouw. Het eerste jaar was iets minder, maar toen pakten we de beker. Dat wilde ik doorzetten. Vanaf het begin heb ik toen gezegd: ‘We worden kampioen.’ En we stonden van dag één tot de laatste speeldag op de eerste plek”, blikt hij terug. Elia speelde naar eigen zeggen toen in een compleet team met veel ervaring, waarin hij zelf als een van de oudere spelers een voortrekkersrol op zich nam.

Over trainer Giovanni van Bronckhorst is hij lovend: “Hoe hij mij benaderde was perfect. Als hij zag dat ik het niet goed deed, riep hij me even bij zich. Dan zei hij: ‘Ik verwacht dit en dit van jou.’ Hij was net m’n vader gewoon.” Een terugkeer als jeugdtrainer zou Elia dan ook wel zien zitten en hij denkt dat hij de juiste persoon is om met jonge spelers te werken: “Het is een heel nieuwe generatie, de generatie van social media en telefoontjes. Trainers van nu, de oude garde, worden boos op die spelers. Je hoeft niet boos te worden, je kan ook op een andere manier met jongens praten. Zoals hoe mijn trainers mij hebben benaderd.”

De aanvaller zal binnenkort in ieder geval voor even terugkeren in De Kuip, aangezien hij deelneemt aan de afscheidswedstrijd van Dirk Kuyt. Net als onder meer Rick Karsdorp en Terence Kongolo kreeg Elia een uitnodiging: “Dat is typisch Dirk. Hij hoeft ons er niet bij te betrekken, maar doet het toch. Hij probeert namelijk altijd het beste te doen voor een ander. Dat heeft hij altijd al gedaan en daarom verdient hij ook een groots afscheid”, voegt hij toe via de officiële kanalen van de Rotterdammers.